Een opgezet dier, zeker als het een groot exemplaar betreft, maakt een oerdrift in mensen wakker. Het herinnert hen aan hun overwinning op de wildernis, aan het temmen van het ontembare. Aan hun domi­nantie. De giraffe, of beter gezegd, de giraffenbuste, want de taxidermist had ervoor gekozen hem vanaf de borst op te zetten, was, zelfs gehalveerd, een indrukwekkend exemplaar, een machtig dier dat kracht en vrijheid uitstraalde. Zijn vrouw, die toen nog niet zijn vrouw was, had lachend gezegd dat ze er zo wel eentje zou willen, thuis. Een paar maanden later had hij er een voor haar geschoten, tijdens een van zijn eerste reizen naar Afrika. Alsof de trofee een primitief bewijs van zijn mannelijkheid vorm­de, vereist voor het veroveren van zijn vrouw.1

Intro – Wanneer het schot weerklinkt

Het is een aloud geluid. Het gedempte geluid van voetstappen in het stof, van adrenaline door de aderen, van een lichaam dat zich spant, een oog dat tuurt door een richtkijker. En dan: het schot. Een dier stort neer en een trofee wordt geboren. En de jager voelt zich, heel even, als god.

In Trofee van Gaea Schoeters zien we dat oerbeeld in zijn naakte, onthullende vorm. De jacht is in het boek geen nuttige bezigheid, geen traditie, geen stoere folklore, maar een ontmaskering: het blootleggen van machtswellust, begeerte, geweld en zelfverheerlijking. Het dode dier aan de muur, het bloed in het zand, de pose boven het karkas, het is liturgie. Een anti-liturgie, een tegenovergestelde eredienst. Niet gericht op de Schepper, maar op het ego van de mens.

Als christenen kunnen we hierbij niet achteloos toekijken. Wie het evangelie serieus neemt, herkent in de jacht niet een spel of sport, maar een vermomde zonde, een verheerlijking van de val, een echo van Kaïn, een vroege vrucht van de wereld ná Eden, het verraad van de oorspronkelijke opdracht van de mens. De Schrift zelf geeft ons duidelijke waarschuwingsbeelden: Nimrod, de machtige jager. Ezau, die leeft van zijn pijl en boog, maar zijn ziel verliest. En tegenover deze jagerfiguren klinkt de stem van de profeten en van Christus: “Geen pijn, geen verderf meer” (vgl. Jesaja 11). Het vredesrijk is niet geworteld in het geweer, maar in ootmoed. Niet in offeren, maar in opofferen.

In dit artikel bespreek ik waarom mijns inziens de Bijbel de jacht niet verdedigt of aanmoedigt, maar haar ontmaskert. En in het volgen van Christus worden we niet jager maar hoeder, niet doder maar dienaar, niet heerser maar bewaker van Gods schepping.

Nimrod en Ezau – de Bijbel waarschuwt voor de jager

In de Bijbel is de jacht een thema dat niet al te vaak voorkomt. Zeker vergeleken met andere culturen in de regio spreekt de Bijbel er maar weinig over. Waarschijnlijk gebeurde het vooral uit noodzaak. Pas in de tijd van de koningen zien we meer referenties naar de jacht. Wanneer de Bijbel echter over jagers spreekt is dit bepaald niet op een positieve manier.

De allereerste jager in de Bijbel is Nimrod: “een machtige jager voor het aangezicht van de HEERE2. Deze zin wordt soms verkeerd gelezen, alsof het een compliment is. Maar de context verteld een ander verhaal. Het idee hier is van een geweldenaar. Nimrod is bouwer van rijken, stichter van Babel, symbool van menselijke ambitie en hoogmoed. Een man die met zijn vuist tegen God zwaait. Zijn jacht is geen nobel ambacht, maar een symptoom van honger naar macht. Nimrod jaagt, bouwt, overheerst en trekt de mensheid weg van Gods bedoeling.

Ezau is de tweede archetypische jager (Genesis 25). Hij is impulsief, gericht op het onmiddellijke, het hier en nu, levend van geweld en jacht. Ezau verliest zijn eerstgeboorterecht niet ondanks zijn jagersmentaliteit, maar door die mentaliteit. Het Bijbelse narratief is: de jager is een mens die zijn verlangens belangrijker maakt dan zijn roeping.

De Bijbelse lijn is helder: waar de jacht opduikt, verschijnt in de Bijbel niet harmonie, maar hoogmoed, geweld, verlies en verharding.

Trofee: de erotiek van macht en het doden van het kwetsbare

In Trofee wordt die jagersgeest literair onthuld. Hunter (zijn naam is zijn lot) ervaart het jagen als extase en intoxicatie. De roman laat zien hoe de jacht als machtsspel werkt: “een fysieke, bijna erotische opwinding” trekt door hem heen bij het domineren van het dier.3 Wat de Bijbel theologisch beschrijft, toont Schoeters psychologisch en lichamelijk in haar fictie: de jacht toont de corruptie van het hart.

En dan is er nog het knagende gevoel in zijn borst, iets als honger, maar dan hoger. Een slepende onbevredigdheid. De adre­naline die zich tijdens de jacht had opgestapeld, de stu­wende spanning die had moeten vrijkomen in het schot, heeft geen uitweg gevonden en vergiftigt zijn bloed. Geen enkele jager keert graag met lege handen huiswaarts.4

Trofeejacht reduceert het dier tot object: het leven van het dier is niets meer dan decor voor het ego van de jager. Het is Nimrod in camouflagepak, Ezau met een automatisch geweer. Schoeters legt bloot dat jacht niet gaat over natuurbeheer, maar over begeerte, eerzucht, dominantie. De jager roept: “ik sta bovenaan de voedselketen.5

In het evangelie staat echter niet de jager centraal, maar de herder.

Bambi – de onschuld die profeteert

Waar Trofee de jacht toont vanuit het perspectief van de jager, toont Bambi datzelfde geweld door de ogen van het onschuldige dier. Felix Salten schreef geen sentimenteel sprookje, maar een stil en pijnlijk boek dat de wereld van het bos onthult zoals zij is wanneer de mens binnenkomt: angstig, opgejaagd, verscheurd. Matthew Scully merkt terecht op dat jagers al decennia smalend reageren op Bambi, juist omdat het boek een morele waarheid laat zien die moeilijk te weerleggen is.6

De reden dat Bambi bijna profetisch werkt, is eenvoudig: de onschuld van het hert legt het geweld van de mens bloot. Zodra de lezer de dood van het dier meebeleeft als tragedie en niet als “sport”, “beheer” of “onderdeel van de natuur” wordt zichtbaar wat de jacht werkelijk is: het opofferen van leven aan begeerte. Niet noodzaak, maar keuze. Niet voeden, maar veroveren. Niet de Bijbelse heerschappij, maar tirannie

De Bijbel geeft de dieren een eigen plaats in Gods goede schepping (Genesis 1), en in het vredesvisioen van Jesaja (Jesaja 11 en 65) zien we dat God geen eeuwig bloedvergieten wil, maar het einde van predatie wordt als norm gezien. In dat licht wordt Bambi bijna een kinderlijk voorsmaakje van het Koninkrijk: een wereld waar het leven niet voortdurend hoeft te vluchten voor het vizier van de mens.

The Sexual Politics of Meat – jacht, macht en mannelijkheid

Carol J. Adams toont in The Sexual Politics of Meat hoe de jacht cultureel verbonden is met overheersing, met mannelijkheid als bezit, verovering en geweld. Adams noemt dit de “objectificatie van het andere lichaam”: het dier wordt een ding, een decor, een bewijsstuk van mannelijkheid. Dit sluit naadloos aan bij Trofee, waar de jager niet alleen het dier, maar ook de mensen om hem heen reduceert tot verlengstukken van zijn ego.

Voor hem is Afrika één groot natuurreservaat, door God geschapen om hem te plezieren; dat er ook mensen wonen, werkelijk wonen, heeft hij zich nooit echt bewust gerealiseerd, laat staan dat hij zich voor hen of hun levensomstandigheden heeft geïnteresseerd. Afrika is zijn pretpark, zijn jachtgebied. Meer niet.7

Adams helpt ons begrijpen wat in Trofee literaire vorm krijgt: jacht is niet neutraal. Het is een symbolisch ritueel dat een leugen viert, namelijk: de mens als meester, het dier als middel.

Maar het evangelie zegt iets heel anders: wie groot wil zijn, moet dienen8. Wie heerst door bloed, vormt zich in de gelijkenis van Nimrod. Wie bewaart en beschermt, vormt zich in de gelijkenis van Christus. De profetische inzet van Adams kan door christenen nog radicaler worden gemaakt, want het evangelie breekt de keten van dominantie niet uit menselijkheid alleen, maar uit de navolging van de Gekruisigde, die géén bloed van anderen vroeg, maar Zijn eigen bloed gaf.

Dominion – rentmeesterschap, misbruik en de zonde van geweld

Matthew Scully plaatst het morele mes precies op de juiste plek: het probleem is niet dat de mens macht heeft, maar dat we macht misbruiken. Hij schrijft:

“Kindness to animals is a small yet necessary part of a decent and holy life, essential if only as a check against human arrogance and our tendency to worship ourselves, our own works and appetites and desires instead of our Creator and His works.”9

De jacht ontmaskert de mens, niet het dier. Niet het dier word vernedert; de mens vernedert zichzelf en zijn goddelijke roeping. Scully laat zien dat de logica van de jacht altijd hetzelfde is: wij doden, omdat het kan. Omdat niemand ons tegenhoudt. Omdat het ons bevalt.

Maar in de Bijbel is macht nooit een recht, altijd een verantwoordelijkheid. En telkens als de mens zijn macht verabsoluteert, volgt oordeel:

  • Nimrod → Babel → verstrooiing
  • Ezau → verlies van zegen
  • Kaïn → vloek van de aarde zelf

Scully’s analyse sluit dus wonderlijk goed aan bij de Schrift: de jacht is geen onschuldige bezigheid, maar een spiegel van de zonde.

6. Christus de Vredevorst die de jacht overwint

Tegenover Nimrod, tegenover Ezau, tegenover de jager uit Trofee, tegenover elke cultuur die de jacht verheerlijkt, verschijnt Christus. Niet met pijl en boog. Niet als roofdier. Niet als heerser die moet doden om gerespecteerd te worden. Maar als baby in een voederbak, als Lam, als Herder, als Vredevorst.

In een van de bekendste verhalen van Jezus beschrijft Hij zichzelf als de Goede Herder, die ’s nachts achter een enkel schaapje aangaat dat verdwaald is uit zijn grote kudde. Na een lange zoektocht vind Hij het, en draagt het terug naar huis. Hij is zo gelukkig dat er een feest volgt voor de buren om te vieren dat het ene schaap gevonden is.

Dit hele verhaal is echter betekenisloos als Hij bij thuiskomst het schaapje op de barbecue zou leggen voor het feest, of als het om de financiële waarde gaat dat het dier vertegenwoordigd, of omdat hij het schaap graag tot vacht wil maken om over zijn benen te leggen op een koude avond.

Jesaja profeteerde honderden jaren eerder al:

“Men zal nergens kwaad doen of verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg.”10

Het evangelie presenteert geen God die het bloedvergieten van dieren viert, maar een God die tranen wist en geweld afschaft. Dat is waarom Christus niet het pad van Ezau gaat (kracht, impuls, geweld), maar het pad van zachtmoedigheid. Niet Nimrod bouwt het Koninkrijk, maar de Gekruisigde.

En dit is de sleutel die we in het Nieuwe Testament vinden: Christus maakt van vijanden vrienden, niet van prooien trofeeën.

Wie Hem volgt, kan dus niet blijven denken als jager. Niet over dieren. Niet over mensen. Niet over de schepping als geheel. In Christus worden wij geen jagers, maar herders; geen veroveraars, maar rentmeesters; geen dodelijke handen, maar zalvende handen.

Het vredesrijk van Jesaja is niet alleen symbolisch, maar vooral ook richtinggevend. Het is het einddoel van God met de schepping en zodoende is het de roeping van de kerk in het heden. Wij oefenen de vrede die komt.

Conclusie – Een profetische bekering van de jager-mentaliteit

Wie Trofee leest, wie Bambi hoort, wie Adams en Scully serieus neemt, wie de Schrift opent kan niet anders dan erkennen dat de jacht niet in lijn is met het evangelie van Christus.

Het is Nimrod, niet Jezus.
Het is Ezau, niet het Lam.
Het is Babel, niet het Koninkrijk.

Daarom is de boodschap aan de kerk eenvoudig, urgent en profetisch.

Profetisch?

Als we in de brief aan de Hebreeën kijken zien we dit staan over Abel, die in de Bijbel geen woord spreekt: “En door dit geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.11” En in Genesis zien we het profetische woord dat hij spreekt: “En Hij zei: Wat hebt u gedaan! Er is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept. Nu dan, u bent vervloekt, weg van de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan om het bloed van uw broer uit uw hand op te nemen.12” Het bloed dat onnodig vergoten wordt op de aarde roept tot God. En Jezus noemt Abel om deze reden de eerste van de profeten13. Wat dan te zeggen over de oneindige stroom bloed dat dagelijks vloeit door mensenhanden in bossen, savannes en slachthuizen?

Het onschuldige bloed roept tot de hemel. En als christenen moeten we stoppen met onnodig bloedvergieten, de ideologie van dominantie en tirannie ontmaskeren en het geweld tegen Gods schepselen weigeren. De weg van Christus, de Vredevorst kiezen.

Want in het Koninkrijk is er geen muur vol opgezette dieren, tapijtjes van vachten en foto’s met geweren en dierenlijken, maar een nieuwe aarde vol ademende schepselen, vrij van angst, van vluchten, van bloedende wonden en van een gewelddadige dood. De schepping wacht en wij mogen nu al beginnen.

En dus zeggen we: Maranatha. Kom, Heer Jezus.
Maar tot die dag: geen schot, maar shalom.

Voetnoten

  1. Schoeters, Trofee, p. 70. ↩︎
  2. Genesis 10:9 ↩︎
  3. Schoeters, Trofee, p. 77. ↩︎
  4. Ibid., p. 58 ↩︎
  5. Ibid., p. 15. ↩︎
  6. Scully, Dominion, p. 35. ↩︎
  7. Schoeters, Trofee, p. 87. ↩︎
  8. Marcus 10:43 ↩︎
  9. Scully, Dominion, p. 99. ↩︎
  10. Jesaja 11:9 ↩︎
  11. Hebreeën 11:4 ↩︎
  12. Genesis 4:10-11 ↩︎
  13. Mattheüs 23:34-35 “Daarom zie, Ik zend profeten, wijzen en schriftgeleerden naar u toe, en sommigen van hen zult u doden en kruisigen, en sommigen van hen zult u geselen in uw synagogen, en u zult hen vervolgen van stad tot stad,
    opdat over u al het rechtvaardige bloed zal komen dat vergoten is op de aarde, vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, die u gedood hebt tussen de tempel en het altaar.
    ↩︎

Bibliografie

  • Adams, Carol J., The Sexual Politics of Meat. Continuum, 1990.
  • Salten, Felix, Bambi: A Life in the Woods. Simon & Schuster, 1928.
  • Schoeters, Gaea, Trofee. Querido, 2020.
  • Scully, Matthew, Dominion: The Power of Man, the Suffering of Animals, and the Call to Mercy. St. Martin’s Press, 2002.

Door Tijs

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *