Over bekering, compassie en het zwijgen van de dieren

Introductie

3 november is de feestdag van Sint Hubertus. In veel plaatsen wordt hij nog steeds gevierd als patroonheilige van de jagers. Er worden Hubertusmissen gehouden, Hubertusbroodjes gezegend, en zelfs dieren ingewijd “ter bescherming tijdens de jacht”. Toch is dat, wanneer je zijn levensverhaal kent, een vreemde paradox, want Sint Hubertus werd juist heilig door te stoppen met jagen. Recent heb ik ook een ander artikel over de jacht geschreven, wat hier te lezen is.

Voor christenen die bewuster bezig zijn met de schepping, vanuit respect voor God de Schepper en alle levende schepselen, is die paradox een uitnodiging om dieper te kijken. Wat vieren we eigenlijk als we de naam van Hubertus noemen? En wat zegt zijn verhaal vandaag, nu het leven van dieren en de balans van de natuur steeds sterker onder druk staan?

De bekering van Hubertus

Volgens de legende was Hubertus een rijke edelman die, na de dood van zijn vrouw, zijn dagen sleet met jagen. Op Goede Vrijdag, terwijl hij weer eens een hert achtervolgde, verscheen hem een wonderlijk visioen: een hert met een kruis tussen zijn gewei. De stem van Christus klonk uit dat beeld en vroeg hem waarom hij Zijn schepselen vervolgde. Hubertus werd diep geraakt, legde zijn wapens neer, schonk zijn bezit aan de armen en wijdde zich aan gebed en dienstbaarheid.

Hij werd later bisschop van Maastricht en Luik, bekend om zijn eenvoud en zorg voor armen en dieren. De kern van zijn bekering is dus niet de zegen van de jacht, maar de bekering van de jager.

Zoals Sandra Hermanus-Schroder schreef in een reflectie bij de Hubertusmis in Dokkum (2023):

“Hubertus is niet de heilige van de jacht, maar de heilige van de bekering. Leven heeft recht op leven.”1

De jachtkansel als symbool van hoogmoed

De Poolse Nobelprijswinnares Olga Tokarczuk beschreef in haar roman Jaag je ploeg over de botten van de doden (2009) precies die spanning tussen religieuze taal en het doden van dieren. Bij puur toeval (als er al zoiets bestaat), las ik vandaag een stuk in dit boek wat me erop wees dat het vandaag Sint Hubertusdag is. De hoofdpersoon van het boek, een excentrieke vrouw die in de bergen leeft, spreekt met woede en verdriet over de “jachtkansels” die het landschap ontsieren.

“Op het hele Plateau had je er acht, dat wist ik heel goed, want ik had met ze te maken als Don Quichot met zijn windmolens. Ze werden in elkaar getimmerd met houten palen, in kruisen, ze bestonden helemaal uit kruisen. Ze hadden vier poten, die afzichtelijke figuren, en erbovenop zat een hutje met schietgaten. Jachtkansels. Altijd verbaasde ik me over die naam en wond ik me erover op. Werd er van die kansel gepreekt? Hoe luidde het evangelie? Was het niet het toppunt van hoogmoed, een duivelse gedachte, om de plek vanwaar je moordt een kansel te noemen?”2

Tokarczuk keert de symboliek om: wat een kansel zou moeten zijn, een plaats van verkondiging en genade, wordt hier een platform van macht en dood. De mens stelt zich letterlijk boven de schepping, en noemt dat dan zorg.

Later in het boek schrijft ze:

“Nu leek het me duidelijk waarom die jachttorens, die toch eerder op wachttorens in concentratiekampen lijken, kansels worden genoemd. Op de kansel plaatst de Mens zich boven andere Wezens en eigent zich het recht toe op hun leven en dood. Hij wordt een tiran en een usurpator.”3

Het is een pijnlijke maar eerlijke spiegel voor onze omgang met dieren. Waar de mens zich boven andere schepselen verheft, vervreemdt hij zich van de Schepper zelf.

Geen evangelie voor de dieren

In een van de meest aangrijpende passages verlangt Tokarczuks hoofdpersoon ernaar dat dieren waarschuwingen konden lezen:

“Ik zou het Dierenschrift willen kennen — tekens waarmee je waarschuwingen voor ze zou kunnen schrijven: ‘BLIJF DAAR WEG!’ Dit voer wordt jullie dood. Houdt jullie verre van de kansels, er wordt voor jullie geen enkel evangelie verkondigd, jullie ontvangen hier geen goed nieuws, ze beloven jullie geen zaligheid na de dood, niemand ontfermt zich over jullie arme ziel, want jullie hebben geen ziel.Ze zien in jullie geen naasten, ze zegenen jullie niet. De allergemeenste misdadiger heeft een ziel, maar jij niet, schitterende Ree, noch jij, Everzwijn, noch jij, Wilde Gans, noch jij, Varken, noch jij, Hond. Het moorden is straffeloos geworden. En omdat het straffeloos is geworden, let niemand er meer op. En omdat niemand erop let, bestaat het niet.”4

De beschuldiging is theologisch scherp: waar dieren geen ziel wordt toegekend, verliest de mens zijn eigen. Wanneer we het moorden van dieren verzwijgen, verdwijnen ze uit ons geweten en uit onze liturgie.

Een spiegel voor kerk en geloof

Aan het eind van Tokarczuks roman klinkt zelfs een preek voor jagers op Sint Hubertusdag, een parodie op het verhaal van Hubertus waarin de priester de woorden “onderwerp de aarde” uitlegt als een zegen voor de jacht.

“De priester sprak bezield, bijna opgetogen: ‘Onderwerp de aarde. Tot jullie, jagers, heeft God die woorden gericht, want God maakt de mens tot zijn compagnon, opdat hij deelneemt aan het scheppingswerk en dit werk tot een goed einde brengt. Jagers geven gehoor aan hun roeping om voor dat goddelijke geschenk, de natuur, te zorgen, bewust, verstandig en weloverwogen. Moge jullie vereniging bloeien, en mogen jullie de medemens en de hele natuur dienen …’”5

De hoofdpersoon kan het absurde verhaal niet langer verdragen en reagee:

“Het lukte me om uit de bank te komen. Ik liep op vreemd houterige benen bijna tot aan de kansel.

‘Hé jij, kom daarvan af,’ zei ik, ‘en snel een beetje.’

Er viel een stilte en ik hoorde voldaan mijn stem door de gewelven en het schip galmen en sterk worden; het is niet vreemd dat je je door je eigen woorden kunt laten meeslepen.

‘Ik heb het tegen jou. Hoor je me? D’r af!’

Geruis keek me met opengesperde, geschrokken ogen aan, zijn lippen bewogen een beetje, alsof hij, volkomen verrast, het juiste woord voor de situatie probeerde te vinden. Maar het lukte hem niet.

‘Nou, nou’, zei hij maar, niet echt machteloos maar ook niet agressief.

‘Kom onmiddellijk van die kansel! En maak dat je wegkomt!’ riep ik.”6

Het is een beeld dat rechtstreeks zou kunnen staan voor de oproep van Sandra Hermanus-Schroder: stap af van die kansels van macht, laat de wapens vallen, en luister opnieuw naar de Schepping.

Hubertus als heilige van compassie

Als we er even over nadenken is Sint Hubertus dus juist niet de beschermheilige van jagers, maar de heilige van de ommekeer, van iemand die leerde dat ware eer aan God begint met eerbied voor het leven zelf.

De legende vertelt dat Hubertus niet alleen zijn jacht opgaf, maar ook voortaan dieren zegende in plaats van te doden. Zijn ware navolging ligt niet in jachtclubs en geweerzegening, maar in bekering, compassie en vrede met al wat leeft.

Laten we Sint Hubertus daarom opnieuw vieren:

  • Niet met kogels en honden, maar met gebed en stilte.
  • Niet met het zegenen van wapens, maar met het zegenen van handen die beschermen.
  • Niet door de jacht te heiligen, maar door het leven te heiligen.
  • En hopelijk is het niet nodig predikanten van het kansel af te sturen.

“De hele schepping zucht en wacht met reikhalzend verlangen naar de openbaring van de kinderen Gods.”7


Bronnen

  1. Vegan Church. “Hubertusmis Dokkum 2023 — Leven heeft recht op leven.”
    https://veganchurch.nl/hubertus-mis-dokkum-2023/ ↩︎
  2. Olga Tokarczuk, Jaag je ploeg over de botten van de doden. Vert. Charlotte Pothuizen & Dirk Zijlstra. Amsterdam: De Geus, 2010. ↩︎
  3. Ibid. ↩︎
  4. Ibid. ↩︎
  5. Ibid. ↩︎
  6. Ibid. ↩︎
  7. Romeinen 8:19 ↩︎


Door Tijs

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *