Introductie
In de filosofie en cultuurkritiek van Carol J. Adams speelt het idee van de afwezige referent1 een centrale rol: het is het mechanisme waardoor het levende dier schijnbaar verdwijnt uit ons bewustzijn zodra het vleesstuk op het bord ligt.
Jeroen Siebelink en Roel Binnendijk beschrijven dit mooi:
“De eerste regel van dieren eten is immers: spreek niet over dieren eten. De tweede regel van dieren eten is: spreek níét over dieren eten.”2

In The Sexual Politics of Meat3 stelt Adams dat dit ontbreken nodig is om vleesconsumptie mogelijk te maken:
“Behind every meal of meat is an absence: the death of the animal whose place the meat takes.”
“We don’t see the death, the queasiness (for many) reflects the moment that the animal’s death is forced out of consciousness.”
Met andere woorden: het dier wordt onzichtbaar gemaakt, zowel letterlijk (het lichaam verdwijnt in sneden) als mentaal (we vergeten dat er ooit een levend wezen was). Die afwezigheid (of vergetelheid) stelt ons in staat vlees te eten zonder voortdurend het lijden of de morele last onder ogen te zien.4
Ook onze terminologie voor de dierlijke stukken die gegeten worden verbergen deze werkelijkheid. Zoals Agustina Bazterrica zegt:
“His brain warns him that there are words that cover up the world. There are words that are convenient, hygienic. Legal.”5
In Ossenkop6 echter werkt Manik Sarkar precies in de tegenovergestelde richting: hij brengt het dier terug in de blik en het bewustzijn, met een literaire intensiteit die soms dicht bij het sensuele komt. Op die manier doorbreekt hij het mechanisme van de absentie, en vraagt hij de lezer om betrokkenheid en verantwoordelijkheid.

Het dier als weer aanwezig: tegen de absentie in Ossenkop
In Ossenkop zijn er scènes waarin dieren niet louter fungeren als productiemiddelen, maar als lichamelijke wezens, als aanwezigen met zintuigen en een verhaal. In enkele passages zijn de beschrijvingen zo levendig dat het dier bijna ‘gevoeld’ wordt:
“Het dier volgde de twee mannen met haar ogen. Ze zag hoe de ene witte rubberlaarzen aantrok en het penapparaat uit de stellingkast haalde, en ze voelde de kalmerende hand die de andere op haar snuit legde. Ze liepen om haar heen, die mannen, deden hun best om haar niet aan te kijken. Een van hen begon te fluiten.
Ze snoof onrustig. Een apparaat veroorzaakte een brommend geluid. Het was schemerig en glad, het rook hier onbekend, heel anders dan in de zachte warmte, de geur van rottend stro en aarde waar ze zo van hield.
De ene man ging een eindje van haar vandaan staan; de andere stond recht voor haar. Ze voelde dat hij met zijn vinger een lijn trok vanaf de stomp van haar linkerhoorn naar haar rechteroog, toen van de stomp van haar rechterhoorn naar haar linkeroog. Op het snijpunt van die twee lijnen plaatste hij een koud, hard apparaat op haar huid. Ze hoorde een geluid, eerst zacht, daarna harder, ten slotte oorverdovend. Toen hoorde ze niks meer.
Ze merkte niet dat de andere man een lus om haar achterpoot sloeg en een lier in werking stelde die haar langzaam van de grond hees. Ze merkte ook niet dat er een grote teil onder haar werd neergezet en dat haar keel werd doorgesneden zodat ze leegbloedde.
Haar hart klopte door, en bij iedere slag kwam er een guts bloed uit haar slagader, maar de gutsen werden kleiner, haar hart klopte steeds zachter en op zeker moment sloeg het voor het laatst.
Nu hing ze aan haar linkerachterpoot aan het plafond, onthoofd en uitgebeend.”7
Dit soort fragmenten zijn op zichzelf krachtig door hun eenvoud, maar gekoppeld aan de context van de roman met de slagerij en de praktijk van de slacht, wordt de lichamelijkheid van het dier sterk voelbaar. Niet als afstandelijk object, maar als lichaam dat ademt, beweegt, gevoelig is.
Zo wordt het dier opnieuw aanwezig gemaakt, als “hij/zij”, en kan de lezer de abstractie niet langer ontkennen. De strijd tussen ambacht, prijsdruk en lijden wordt daarmee een morele druk.

Seksualiteit en vlees: een symbiose met Adams’ inzichten
Recent was ik op een christelijk event, waar ik standwerk deed voor Vegan Church samen met een vrouw. Voor ons stond een trailer die buitenlands voedsel verkocht, vooral op basis van vlees, al kwam de eigenaar ons gauw vertellen dat er ook vegan opties waren. We maakten een praatje met hem over het al dan niet eten en verkopen van vlees, en hij maakte een schuine grap in het Engels waarin een vergelijking werd gemaakt over een kip en het vrouwelijke lichaam. Gelukkig begreep mijn vrouwelijke medestandhouder de “grap” niet. Toch is dit een veel voorkomend fenomeen: vlees en het vrouwelijk lichaam worden vaak op een zelfde manier bekeken.
Dit valt ook op in Ossenkop. Sommige passages hebben bijna een erotische geladenheid, niet expliciet, maar in de manier waarop lichaam, huid, vocht, spanning, aanraking en verlangen (hoe vreemd dat ook klinkt in relatie tot een slachtdier) worden beschreven. Die beschrijvingen maken het dier als lichaamsexistentie nadrukkelijk voelbaar, niet alleen als product of object.
Carol J. Adams heeft in The Sexual Politics of Meat gewezen op de diepgewortelde verbinding tussen vlees, lichaam en seksualiteit in onze cultuur8. Vlees is niet zomaar voeding; het is geladen met metaforen van naaktheid, penetratie, bezit, dominantie. Het vleeslichaam is vaak een geslacht lichaam. Adams schrijft bijvoorbeeld:
“The eating of meat is not a neutral act. It is a deeply symbolic act, related to phallic power, dominance, control.”
Ze laat zien dat vleesconsumptie verweven is met de symboliek van mannelijkheid, controle en objectificatie, dat het vleeslichaam in de culturele verbeelding vaak een “vrouwelijk geslachtslichaam” wordt, iets dat beheerst, ontleed, opgesplitst wordt.
In Ossenkop zie je een resonantie daarvan:
“Daar stond ze, van hem weggedraaid. Al van tien meter afstand wist hij hoe haar huid zou aanvoelen, hoe zijn handen over haar rug zouden glijden, hoe de wervels als een kralenketting op de kam van haar rug zouden liggen. Ze was een en al vlees: gezond en stevig, dikke billen, lange lendenen. Alsof ze voelde dat ze werd bekeken draaide ze zich precies op dat moment naar hem toe”9
Daarmee sluit Ossenkop aan bij Adams’ analyse: vleesconsumptie is nooit ontdaan van lichaam, van aanraking, van intimiteit, van macht.
Door het dier in al zijn lichamelijkheid aanwezig te laten zijn, inclusief zijn kwetsbaarheid, biedt Ossenkop een verhalende correctie voor de culturele blindheid waar Adams over waarschuwt.
De prijs van vlees: hoe consumentdruk de industrie vormt
Terwijl Ossenkop de blik op het dier herstelt, vraagt het boek impliciet: hoe is het mogelijk dat wij vlees zien als een simpel consumentengoed, zonder morele consequentie?
Het boek begint met een citaat uit een boek dat regelmatig terugkomt door het hele werk: het ‘Handboek voor de Slager’ uit 1955:
“Het slachten van vee als ambacht is een mooi werk. Niet om het doden, in tegendeel, dat speelt geen rol, maar wel om de handelingen die hieruit voortvloeien. Het is een natuurlijk wezen dat bewerkt moet worden en iedere slager, die liefde voor zijn vak heeft, zal trachten, dit kostbaar object op de juiste manier van huid en organen te ontdoen daarbij rekening houdend dat niets geweld wordt aangedaan, dus ook de natuurlijke hechtingen en scheidingen worden gevolgd. Hij is als een chirurg, die op vakkundige wijze en met vaardige hand zijn mes hanteert!”10
Het idee dat slachten het doden is van een levend wezen, dat wil leven, proberen we zo ver mogelijk te houden.
Maar ook over het leven dat dit dier heeft moeten ondergaan denken we liever niet na. Vroeger was lang niet alles beter, maar een boer moest wel degelijk zorgvuldiger omgaan met zijn dieren, omdat hij er anders minder aan zou kunnen verdienen.
Het antwoord ligt deels in de prijsdruk: consumenten die steeds lagere prijzen eisen, creëren een economisch klimaat waarin dierenwelzijn ondergeschikt wordt gemaakt.

Prijsdruk en systeemlogica
In de vleesindustrie bestaat een harde correlatie: lagere consumentprijs → hogere druk op de producent → lagere investeringen in welzijn → intensivering. Dit is niet slechts speculatie, maar iets dat in praktijkstudies naar veeteelt wordt bevestigd.
In Nederland bijvoorbeeld laten studies zien dat het ‘hogere welzijn’ segment extra kosten met zich brengt voor pluimveehouders (zoals extra ruimte, betere huisvesting, langzamere groei). Die marges worden alleen haalbaar als de consument bereid is te betalen.11
Als consumenten alleen willen betalen voor “goedkoop”, dwingt dat het systeem tot compromissen: dieren in dichte stallen, snelle slacht, automatisering, weinig ruimte voor herstel, stress. De morele consequentie is: het dier wordt een variabele in de kostenbalans.
Zoals Jeroen Siebelink en Roel Binnendijk zo scherp beschrijven:
“De routinematige, repetitieve handelingen van het in hoog tempo oormerken, injecteren, couperen en vijlen. De snelheid waarmee het ‘product’ door mijn handen vliegt, van onbehandeld tot behandeld in een seconde, brengt mijn geest langzaam maar zeker in de toestand van verdoving, de roes van de lopendebandmedewerker. Na de behandeling wordt het product, een biggetje met afgeslepen tanden en zonder een staartje, weer teruggestopt bij het ‘productiemiddel’, zijn moeder, om verder te kunnen eten en slapen. Graag zo veel mogelijk eten en slapen. Dik worden. In ruil voor de toewijding van deze fabriek hoeft het productiemiddel maar één ding te doen. Blijven baren. Blijven produceren. Daalt de productie, of bevat de productie te weinig levensvatbare biggetjes, dan begint de kraamkamer te veel op een sterfhuis te lijken. Dan wordt de balans opgemaakt, wordt het productiemiddel getermineerd en afgevoerd en wordt de vacante plek in de productielijn ingenomen door een nieuw productiemiddel.”12
De paradox van de lage prijs: onzichtbare verhalen
De eis van een steeds lagere prijs creëert een sneeuwbaleffect: producenten moeten zuiniger, efficiënter en vaker geautomatiseerd werken, wat juist de afstand tot het dier vergroot. Die afstand correspondeert met Adams’ theoretische absentie: het dier wordt verder weggeduwd uit ons zicht, want hoe voller de automatisering en het volume, hoe minder individuele dieren aanwezig zijn in ons bewustzijn.
Dus de consumentprijs is niet simpelweg een technische maatstaf, maar een morele hefboom: elk dubbeltje dat je minder betaalt kan, in de keten, betekenen dat een dier een slechter bestaan leidt. Wanneer we vlees beschouwen als gewoon product, buiten de morele horizon, versterken we precies het systeem dat dieren depersonifieert.

Conclusie: terugkeer van het dier en ethische keuzes
Ossenkop is, in literaire zin, een catharsis: het haalt uit de schaduw, het brengt letterlijk en figuurlijk “het dier” terug in de blik, en confronteert ons met wat we vaak verdringen. Door de bijna sensuele lichamelijkheid van dieren in het boek, en door de spanning met prijs, macht en gebruiker, daagt het ons uit Adams’ theoretisch inzicht te beleven: de afwezige referent is niet onvermijdelijk; hij kan zichtbaar worden.
Vanuit ethisch standpunt is de les: vlees is geen neutraal product, geen blinde marktschatting, geen vacuüm. Vlees is beladen, lijfelijk, inclusief de keuzes om het op het bord te hebben. De prijs die wij als consumenten willen betalen, is nooit “kwaadloos”: het draagt gevolgen.
Als lezer, consument of gelovige kun je je wapenen tegen de afwezige referent door:
- bewust te lezen en te consumeren, eten, maar ook literatuur, met aandacht voor het dier.
- als je te toch dierlijke producten wil eten, vragen te stellen bij herkomst, welzijn, slacht,
- te kiezen voor hogere welzijnsstandaarden, of vooral voor plantaardige alternatieven,
- verbinding te zoeken tussen bewustzijn, ethiek en daad.
In Ossenkop, en in de analyse van Adams, vinden we een oproep: zie het dier, voel zijn aanwezigheid, draag verantwoordelijkheid. De afwezige referent hoeft niet afwezig te blijven.
Om te eindigen met de woorden van Siebelink en Binnendijk:
“Naast elke tafel in elk restaurant zou een glazen wand moeten staan. Planteneters kijken naar planten, diereneters kijken in starende ogen. Tot die tijd zit er niks anders op dan diereneters de spiegel van mijn knoopcamera voor te houden.”13
Voetnoten
- Zie hier meer over dit concept: The Book — Carol J. Adams
De Engelse term die Carol J. Adams gebruikt is “absent referent”. In het Nederlands wordt dat meestal vertaald als “afwezige referent” of soms “afwezig verwijspunt”. De meest gangbare en ook in academische Nederlandstalige teksten gebruikte vertaling is “afwezige referent”, omdat het precies aangeeft wat Adams bedoelt:
referent = datgene waar een woord of een praktijk naar verwijst (het concrete dier)
afwezig = het feit dat dat concrete dier uit ons bewustzijn of taalgebruik verdwijnt wanneer we over “vlees” spreken.
Dus: afwezige referent is de beste, ingeburgerde vertaling voor Adams’ concept. ↩︎ - Siebelink, J., & Binnendijk, R. (2023). Onder de beesten: Undercover in de bio-industrie. Amsterdam, Nederland: Unieboek | Het Spectrum. ↩︎
- Adams, Carol J. The Sexual Politics of Meat: A Feminist-Vegetarian Critical Theory. 35th Anniversary Edition. New York: Bloomsbury Academic, 2024 [orig. 1990]. ↩︎
- Volgens onderzoek weet 1 van de 3 Amerikaanse kinderen niet weten waar hun eten vandaan komt, zie More than a third of children in the US don’t know how meat gets to the table – PosterBlitz en hier: “EEN KOE IS NIET OM OP TE ETEN”: WETEN JONGE KINDEREN WAAR HUN ETEN VANDAAN KOMT? | RAD Blog ↩︎
- Bazterrica, Agustina. Tender Is the Flesh. Vertaald door Sarah Moses (oorspr. Cadáver exquisito, 2017). New York: Scribner, 2020. ↩︎
- Sarkar, Manik. Ossenkop. Amsterdam: Hollands Diep, 2024. ↩︎
- Dit langere citaat komt uit Athenaeum / uitgeverij – zie het leesfragment gepubliceerd op de site van Athenaeum Scheltema. Fragment: Manik Sarkar, Ossenkop ↩︎
- Voor een Nederlands boek dat ingaat op deze thematiek, niet vanuit een veganistisch perspectief, is ‘Lief Dier’ van Midas Dekkers ↩︎
- Sarkar, Manik. Ossenkop. Amsterdam: Hollands Diep, 2024. ↩︎
- J. Meyer en Z. van der Zwaag in: drs. J.W. Baretta e.a. (red.), Handboek voor de slager, 1955. Geciteerd in Sarkar, Manik. Ossenkop. Amsterdam: Hollands Diep, 2024. ↩︎
- Animal welfare and the market: we need to measure – WUR ↩︎
- Siebelink, J., & Binnendijk, R. (2023). Onder de beesten: Undercover in de bio-industrie. Amsterdam, Nederland: Unieboek | Het Spectrum. ↩︎
- Ibid. ↩︎
- “Beesten kunnen nooit zo wreed zijn als de mens”
- Wanneer het dier terugkeert: Ossenkop, de afwezige referent en de prijs van vlees
- Van Sint Franciscus tot Goodall: een erfenis van respect
- De Vegetariër – Wat kunnen we leren van fictie?
- “Tender Is the Flesh” en het Heilig Avondmaal: Een overdenking