Huismus, Passer domesticus

Worden niet vijf musjes voor twee penninkjes verkocht? En niet een van die is bij God vergeten.” (Lukas 12:6)

Introductie

Tijdens de vastenperiode voor Pasen gebruiken veel christenen deze periode om stil te staan bij het werk van Jezus, en dan vooral zijn weg naar het lijden en de gruwelijke dood die Hem te wachten stond als gevolg van de menselijke zonde. In het Engels zegt men bij dit soort herdenkingen mooi: Lest we forget. Opdat we het niet vergeten.

In de Bijbel is gedenken wat God gedaan heeft en het werk van Jezus een zeer belangrijk concept.

God gedenkt

Nog veel belangrijker is het echter dat God gedenkt. Dat God Zijn verbond met ons nooit zal vergeten. In Psalm 105:8 lezen we: “Hij denkt aan Zijn verbond voor eeuwig, aan de belofte die Hij gedaan heeft, tot in duizend generaties.

En in de Bijbelse verhalen komt dit meerdere keren terug:

Toen hoorde God hun gekerm, en God dacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izak en met Jakob. En God zag naar de Israëlieten om en ontfermde Zich over hen.” (Exodus 2:24-25)

Toen riep Simson tot de HEERE en zei: Heere, HEERE! Denk toch aan mij en maak mij toch alleen nog deze keer sterk, o God, zodat ik me met één slag op de Filistijnen kan wreken voor mijn twee ogen.” (Richteren 16:28)

En ook in de verhalen van Rachel en Hannah zien we dit terug:

God dacht ook aan Rachel en God verhoorde haar. Hij opende haar baarmoeder” (Genesis 30:22)

Zij stonden ’s morgens vroeg op, bogen zich neer voor het aangezicht van de HEERE, keerden terug en kwamen aan bij hun huis in Rama. Elkana had gemeenschap met zijn vrouw Hanna, en de HEERE dacht aan haar.” (1 Samuel 1:19)

(Lees ook bijv. Leviticus 26:42, 45; Job 7:7, 10:9, 14:13; Psalm 8:4-5, 78:39 en vele, vele andere verzen).

God denkt aan ons, Hij vergeet ons niet, ook in onze beperkte menselijke kwetsbaarheid, vluchtigheid en zondigheid.

Hij gedenkt niet alleen de mens

Dit kunnen we doortrekken en zeggen dat God geen enkel van Zijn geliefde en geschapen schepselen vergeet, maar dat ze eeuwig ingeschreven zijn in het Goddelijke leven, in de palm van Zijn hand.

Zo lezen we in Genesis 8:1:

En God dacht aan Noach en aan al de wilde dieren en al het vee dat bij hem in de ark was; en God liet wind over de aarde gaan, zodat het water bedaarde.”

Gods verbond is niet alleen met de mens maar met al Zijn schepselen:

En God zei tegen Noach en zijn zonen met hem: En Ik, zie, Ik maak Mijn verbond met u, met uw nageslacht na u, en met alle levende wezens die bij u zijn: de vogels, het vee en alle dieren van de aarde met u; van alles wat uit de ark is gegaan, tot alle dieren van de aarde toe. Ik maak Mijn verbond met u, dat niet meer alle vlees door het water van een vloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen vloed meer zal zijn om de aarde te gronde te richten. En God zei: Dit is het teken van het verbond dat Ik geef tussen Mij en u, en alle levende wezens die bij u zijn, alle generaties door tot in eeuwigheid: Mijn boog heb Ik in de wolken gegeven; die zal dienen als teken van het verbond tussen Mij en de aarde. Het zal gebeuren, als Ik wolken boven de aarde breng en de boog in de wolken gezien wordt, dat Ik aan Mijn verbond zal denken, dat er is tussen Mij en u en alle levende wezens van alle vlees. Het water zal niet meer tot een vloed worden om alle vlees te gronde te richten. Als deze boog in de wolken is, zal Ik hem zien, en denken aan het eeuwig verbond tussen God en alle levende wezens van alle vlees dat op de aarde is. God zei dus tegen Noach: Dit is het teken van het verbond dat Ik gemaakt heb tussen Mij en alle vlees dat op de aarde is.” (Genesis 9:8-17)

Dat is waar Jezus aan refereert in het vers waarmee we begonnen zijn.

Lukas 12:6

We hebben soms de indruk dat Jezus hier zegt dat de mus, en door die lijn door te trekken, alle dieren, weinig waarde hebben. Maar Hij zegt eigenlijk het tegenovergestelde. God denkt aan ze. Hij heeft een verbond gesloten met de dieren.

Elke mus ontvangt water (Psalm 104:9-12) en voedsel (104:27-28) van de Heer , de lucht is hen geschonken om te vliegen (104:12) en de bomen om in te wonen (104:12, 17). Hun leven is in totale afhankelijkheid van Hem (104:29-30) en met al het andere wat adem heeft prijzen ze de Heer (Psalm 150:6).

Ook de mus die op de grond valt is niet verlaten maar wordt liefdevol opgepakt en het verzoende nieuwe leven in Christus ingedragen, waar de schepping bevrijd zal zijn van de slavernij van het verderf (Romeinen 8:21). Het musje dat valt maakt deel uit van “alle dingen” die verzoent (Kolossenzen 1:20), bijeen gebracht (Efeze 1:10) en nieuw gemaakt worden (Openbaring 21:5) in de opgestane Christus.

Wij geven er vaak weinig waarde aan, maar voor God is elk musje, elk dier, elk schepsel, onvergetelijk, gewenst, geliefd.

Wat betekent dit voor onze omgang met dieren? Hoe zie jij de musjes op de schutting? En veranderd dat als we stilstaan bij hoe God hen ziet?

Door Tijs

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *