Introductie
We hebben inmiddels een aantal theologische teksten gehad, maar die focusten zich vooral op de eerste hoofdstukken van Genesis. En we zullen zeker nog vaak terugkomen op deze teksten omdat het een fascinerende passage is, die veel te zeggen heeft over dit, en vele andere onderwerpen.
Toch kan ik me voorstellen dat er mensen zijn die denken dat dat allemaal mooi en wel is, maar dat Jezus en het Nieuwe Testament van misschien wel groter belang zijn, en dat we dit daar helemaal niet zo terug zien. Jezus kwam toch om de mensen te redden van hun zonden?
Als we echter aandachtig lezen dan zien we in het Nieuwe Testament een veel groter beeld ontstaan. Een beeld dat verder gaat dan alleen de mens, en dat veel meer omvat dan de redding van de menselijke ziel.
Johannes 3:16
Laten we beginnen met een zeer bekende tekst, Johannes 3:16.
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft1.
Een andere, misschien betere, vertaling van het begin van het vers is “Want God heeft de wereld op deze wijze liefgehad, dat…“.
We lezen hier vaak in dat God zoveel van mij, of van de mens gehouden heeft dat Zijn Zoon voor ons gekomen is. Maar dat staat er dus niet. Het idee is niet dat Hij zoveel van ons houd, maar van Zijn gehele schepping (kosmos in het Grieks).
God heeft de schepping lief, en daarom heeft Jezus zich gegeven, om de relatie van de mens met God te herstellen. Dat herstel, die redding, die verzoening moet dus, volgens Johannes, ook implicaties hebben voor de hele schepping, niet alleen voor de mens. Het herstelt niet alleen de relatie tussen mens en God, maar ook tussen mens en schepping.

Kolossenzen 1:15-20
Dit zien we ook in andere teksten terug. Bijvoorbeeld Kolossenzen 1:15-20:
Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping.
Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen.
En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.
En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.
Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou,
en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn.
Ik heb het een en ander uitgelicht om te duiden hoe groot deze verzoening nou eigenlijk is.
Verzoening
De verzoening in Jezus gaat over “alle dingen”, “heel de schepping”, alles wat “door Hem en voor Hem geschapen is”, en dat het bestaan aan Hem dankt. Alles wordt verzoend met Hem, door de vrede die gemaakt is door Zijn offer aan het kruis.
Hier zien we ook weer het belang van de schepping en de reden dat ik daar in de eerste teksten telkens op terugviel. De schrijvers van het Nieuwe Testament zien een direct verband tussen de schepping en de verzoening.
Zoals Wim Rietkerk het mooi zegt:
De schepping krijgt niet pas haar zin in de verlossing, ze her-krijgt haar zin. De aarde met alles wat daarop is, is als scheppingswerk van God doel in zichzelf2.
Met andere woorden, het reddingswerk van Jezus is niet zozeer van onze zonden (hoe hard dat ook nodig en waar is), maar het is een redding om tot ons doel te laten komen. Namelijk om als mensen, in herstelde relatie met God en de schepping onze plaats opnieuw in te nemen, en rentmeesters te worden van de schepping. Om de vrede te herstellen tussen mens en schepping.

Dienende rentmeesters
Zoals nogmaals Rietkerk zegt:
“Wie in Genesis 2 leest wat God bedoelt met de opdracht uit hoofdstuk 1 dat de mens de taak krijgt om de aarde ‘onder zijn gezag te brengen’ (1:28) staat verbaasd dat bij de nadere omschrijving van de taak in hoofdstuk 2:15 niet staat: je moet de Hof beheren, maar: bedienen. Wij lezen daar: “God de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden om die te bewerken en te bewaren”. Voor bewerken staat het Hebreeuwse woord ‘dienen. Er zit het woordje ‘knecht’ in (ebed), wat in contrast staat met ‘heer. Ook het tweede woord in de taakstelling zet aan het denken: er staat ‘bewaren. Dat is wel iets heel anders dan ‘uitzuigen en wegwerpen.3“
We worden opnieuw geroepen om deze dienaars, knechten van God voor de schepping te worden4. Om onze verantwoordelijkheid op ons te nemen, als christenen, en op te komen voor Zijn schepping. Om te tonen wat Hij gedaan heeft in de schepping en aan het kruis, dat is onze roeping.
Een verlangende schepping
Daarom spreekt de Romeinenbrief van een schepping die wacht op, die reikhalzend verlangt naar, het openbaar worden van de kinderen van God5.
De hele schepping doet er toe. Het is geen “green screen”, geen achtergrond omdat de mens toevallig ergens moest leven. Alsof de schepping de rol van boom in het schooltoneelstuk toebedeeld gekregen heeft. Het staat er de hele tijd, zo af en toe beweegt het een beetje, maar eigenlijk is het een nutteloze rol. De hele schepping is echter een waardevol deel van Gods plan in de schepping en de verzoening. En hij heeft de mens uitverkozen om bij te dragen aan Zijn werk in de schepping.
Daarom is het eindbeeld van de Bijbel ook niet dat de mensen hier weg gaan, de hemelse plaatjes die we vaak mee hebben gekregen. Nee, in de laatste hoofdstukken van de Bijbel, in het boek Openbaring, is het de stad van God die neerdaalt uit de hemel naar ons toe6. De schepping is onze eindbestemming, met Hem, die alles gemaakt heeft.
En in dat prachtige toekomstbeeld schrijft de profeet Jesaja dat:
Een wolf zal bij een lam verblijven,
een luipaard bij een geitenbok neerliggen,
een kalf, een jonge leeuw en gemest vee zullen bij elkaar zijn,
een kleine jongen zal ze drijven7.
We zullen weer in de oorspronkelijke harmonie leven met de dieren, onze taak als dienaren, als verzorgers innemen.
Vragen ter afronding
Dus dan nu wat vragen. Als we kijken naar het oorspronkelijke beeld van een waardevolle schepping van God, en het eindbeeld waarin we opnieuw in die oorspronkelijke relatie met de schepping leven, zou het niet beter zijn als we nu ook al stappen in die richting nemen? Als we ons ook nu al inzetten voor de dieren, voor het milieu, en voor de mensen? En wat zou dit specifiek betekenen voor onze omgang met dieren? Wat zou dit betekenen voor onze houding tegenover de bio-industrie, de megastallen, de grote vervuilers en de vernietiging van de regenwouden en andere ecosystemen? Hoe rijmen we dit alles met de “God die Zijn schepping op deze wijze heeft liefgehad“?
Voetnoten
- Voor de Bijbelverzen gebruik ik de Herziene Statenvertaling ↩︎
- Wim Rietkerk, De Titanic Achterna?, p. 29, Kampen, Uitgeverij Voorhoeve ↩︎
- Wim Rietkerk, De Titanic Achterna?, p. 25, Kampen, Uitgeverij Voorhoeve ↩︎
- Zie hierover ook hoofdstuk 4 van het boek Dier & Evangelie ↩︎
- Romeinen 8:19 ↩︎
- Openbaring 21:2 ↩︎
- Jesaja 11:6 ↩︎
- “Beesten kunnen nooit zo wreed zijn als de mens”
- Wanneer het dier terugkeert: Ossenkop, de afwezige referent en de prijs van vlees
- Van Sint Franciscus tot Goodall: een erfenis van respect
- De Vegetariër – Wat kunnen we leren van fictie?
- “Tender Is the Flesh” en het Heilig Avondmaal: Een overdenking
Dank voor deze duidelijke inzichten. Ik heb dit altijd ( onbewust) geweten. Ik kom uit een kerkelijke groep, waar de mens centraal staat en de dieren er bij hangen. Als ik wel eens over veganisme begon, kreeg ik altijd als antwoord; “Jezus at ook een visje” En voor mijn tegenargument dat het water toen nog niet vervuild was, was men niet gevoelig. Ik ben dan ook weggegaan.
Bedankt voor het bericht en het delen Anneke! Hopelijk heb je inmiddels een gemeenschap gevonden waar Gods hele schepping centraler staat. Binnenkort zal ik ook een tekst publiceren in de serie de 7 N’en van christelijke vleeseters over het navolgen van Jezus en of dat zou betekenen dat wij zomaar alles kunnen blijven eten.